Partijen verzoeken een wijziging van hun huwelijkse voorwaarden door opname van een specifiek beding FJR 2010-47

Essentie

Partijen verzoeken een wijziging van hun huwelijkse voorwaarden door opname van een specifiek beding. De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt daartoe dat het beding dat partijen wensen overeen te komen in strijd is met de openbare orde en de goede zeden.

Uitspraak

Feiten en procesverloop

Verzoekers hebben verzocht goedkeuring te verlenen aan het wijzigen van huwelijkse voorwaarden. Zij zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Bij akte verleden op 2 maart 2009 hebben verzoekers de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Partijen verzoeken thans hun huwelijkse voorwaarden in die zin te wijzigen dat in art. 10 lid 5 van deze voorwaarden zal worden bepaald: ‘De verrekening vindt plaats doordat de ene partij aan de andere partij een zodanig bedrag uitkeert dat na de uitkering ieders vermogen gelijk is aan de helft van de gezamenlijke vermogens van de echtgenoten. Met dien verstande dat partijen zijn overeengekomen dat indien het huwelijk eindigt door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed, het uit te keren bedrag maximaal tweehonderdduizend euro (€ 200 000) bedraagt indien één van partijen het verzoek tot echtscheiding/scheiding van tafel en bed heeft ingediend en een door partijen in onderling overleg aan te wijzen derde heeft beslist dat de indiener moreel verantwoordelijk is voor de scheiding. Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de door hen aan te wijzen derde zal deze derde worden aangewezen door de notaris-bewaarder van deze akte. Indien bedoelde aanwijzing niet binnen dertig dagen na de bedoelde indiening heeft plaatsgevonden, vervalt onderhavige in de tekst vetgedrukte bepaling. Bedoelde ‘derde’ dient binnen dertig dagen nadat hij de aanwijzing heeft aanvaard bedoelde beslissing schriftelijk te nemen. Tegen bedoelde beslissing is geen beroep mogelijk en partijen conformeren zich bij voorbaat aan bedoelde beslissing.’

De rechtbank

Art. 1:121 lid 1 BW bepaalt dat partijen bij huwelijkse voorwaarden af kunnen wijken van de regels der wettelijke gemeenschap, mits die voorwaarden niet met dwingende wetsbepalingen, de goede zeden, of de openbare orde strijden. De man heeft ter terechtzitting medegedeeld dat partijen tot het opstellen van dit beding zijn gekomen nadat zij door omstandigheden op het punt hebben gestaan om te gaan scheiden. Partijen willen dit niet nog een keer meemaken en willen daarom hun huwelijkse voorwaarden zodanig aanpassen dat degene die de fout ingaat, die moreel verantwoordelijk is voor de echtscheiding, hiervoor moet boeten. De vrouw heeft medegedeeld dat zij de man in het verleden veel verdriet heeft gedaan. Zij wil dit in de toekomst voorkomen en wil daarom aan een dergelijk beding meewerken.

De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt dat partijen, gelet op hun verleden, het leed willen verzachten van degene die niet de oorzaak is van een echtscheiding. De rechtbank is echter van oordeel dat het beding dat partijen thans in samenwerking met de notaris hebben opgesteld, door haar strekking in strijd is met de openbare orde, dat wil zeggen de wijze waarop de maatschappij is ingericht. Partijen beogen elkaar immers financieel te straffen voor het feit dat de ander de echtscheiding op welke wijze dan ook veroorzaakt. In Nederland is sinds 1971 bij wet bepaald dat echtscheiding mogelijk is wanneer een huwelijk duurzaam is ontwricht. Blijkens de memorie van toelichting is van duurzame ontwrichting sprake indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke verhoudingen. De rechtbank is van oordeel dat hierbij van belang is het bestaan van de toestand en niet (de wijze van) het ontstaan van deze toestand. Dit in tegenstelling tot de situatie vóór 1971 toen echtscheiding mogelijk was in het geval van overspel, kwaadwillige verlating, veroordeling wegens bepaalde misdrijven en/of mishandeling. Bovendien gaat ons wettelijke stelsel uit van een gelijke en onafhankelijke rechtspositie voor beide echtgenoten. Het ‘straf’beding dat partijen thans in hun huwelijkse voorwaarden willen opnemen, doet hieraan geen recht. Te meer, nu ter terechtzitting is gebleken dat de vrouw weliswaar instemt met het beding zoals dit thans is geredigeerd, doch dat zij dit (slechts) doet omdat zij spijt heeft van de gebeurtenissen in het (recente) verleden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beding dat partijen wensen overeen te komen in strijd is met de openbare orde en de goede zeden. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Met noot van

P. Dorhout

Noot

Partijen hebben in beginsel de vrijheid om hun huwelijkse voorwaarden te redigeren zoals zij wensen. Om de voorwaarden tijdens het huwelijk te wijzigen moeten zij op grond van art. 1:119 BW de voorwaarden echter eerst ter goedkeuring voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank toetst dan of er gevaar voor benadeling van schuldeisers bestaat en of de voorwaarden niet in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden. In de praktijk wordt er door de rechtbanken nauwelijks getoetst en als er al wordt getoetst is dat aan het eerste criterium, het gevaar voor benadeling van de schuldeisers. In dit geval is er echter een opmerkelijke voorwaarde opgenomen. Als een echtgenoot een verzoek tot scheiding indient en schuld heeft aan die scheiding, krijgt die maximaal € 200 000 mee. Het gevolg is dat die echtgenoot bestraft wordt voor het veroorzaken van de scheiding en een ander gevolg is, dat het erg riskant is om een verzoek te doen tot scheiding. In Nederland moet het mogelijk zijn van echt te scheiden als het huwelijk ondragelijk wordt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in dit geval de echtgenoot die wil scheiden op grond van het beding niet meer vrij staat om een verzoek tot echtscheiding te doen vanwege de dreiging daarvoor financieel bestraft te worden. Dat oordeel lijkt mij juist. Ik wil daarbij wel opmerken dat het sinds de opheffing van de samenwoningsverplichting wel feitelijk minder bezwaarlijk wordt om gehuwd te blijven. De formele bezwaren om gehuwd te blijven zoals de onderhoudsverplichting, de vereiste toestemming van de andere echtgenoot voor bestuurshandelingen en het niet opnieuw kunnen huwen zijn echter zo groot dat het niet van mensen gevergd kan worden om gehuwd te blijven. Voorts lijkt mij nog van belang dat degene die wil scheiden zich niet meer vrijelijk tot de rechter kan wenden om zijn oordeel te vragen over de duurzame ontwrichting en de schuldvraag zonder het risico te lopen daarvoor financieel bestraft te worden. Ook uit dat oogpunt lijken mij deze voorwaarden in strijd met de openbare orde.

PD


Contactgegevens

  • Mosselaan 67
  • 1934 RA Egmond aan den Hoef
  • This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.
Copyright © 2021 Advocatenkantoor Pieter Dorhout