Recht van grootmoeder op omgang, in beginsel recht op omgang, ontzeggingscriteria omgang dezelfde als bij ouders FJR 2011-55

Essentie

Recht van grootmoeder op omgang, in beginsel recht op omgang, ontzeggingscriteria omgang dezelfde als bij ouders; art. 1:377a BW.

Uitspraak

Procesverloop

De minderjarige is geboren in 2002. De rechtbank heeft een omgangsregeling bepaald tussen de grootmoeder en haar kleindochter van iedere donderdag uit school tot 19.00 uur. De moeder is van deze beschikking in beroep gekomen. De rechtbank heeft bij beschikking van 28 juli 2010 het contact tussen de minderjarige en de vader stopgezet tot 28 juli 2011.

De moeder stelt dat de omgang met de grootmoeder niet in het belang van het kind is en dat dit naast de omgangsregeling met de vader belastend voor haar is. Het gaat niet goed met de minderjarige. Zij is moe en heeft regelmatig hoofd- en buikpijn. De schoolarts heeft speltherapie geadviseerd. De verhoudingen tussen de families zijn inmiddels dusdanig verslechterd dat de politie er bij betrokken is geweest. Uit een sms, afkomstig van de meerderjarige dochter van de grootmoeder die bij de grootmoeder inwoont, blijkt de animositeit jegens de moeder.

De grootmoeder stelt dat zij leuke activiteiten met de minderjarige onderneemt en haar niet belast met negatieve gedachten.

De grootmoeder heeft de minderjarige ruim zes jaar wekelijks op de donderdag opgevangen en de minderjarige logeerde daarnaast regelmatig bij de grootmoeder en verbleef bij haar als zij ziek was. Als gevolg van deze jarenlange intensieve contacten, is naar het oordeel van het hof een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en de minderjarige ontstaan in de zin van art. 1:377a lid 1 BW. De rechtbank heeft de grootmoeder terecht ontvangen in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling.

Bij tussenbeschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de situatie van de minderjarige en naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de minderjarige en de grootmoeder.

De raad wijst op een zorgmelding van de politie bij het AMK op 14 september 2010. Reden voor de zorgmelding is dat, sinds de moeder de omgangsregeling van de grootmoeder met de minderjarige niet meer nakomt, de minderjarige door grootmoeder wordt opgezocht op school en contact wordt geforceerd en de grootmoeder aldaar met een leerkracht van de minderjarige de confrontatie aangaat in aanwezigheid van de minderjarige. Tevens heeft er een fysieke confrontatie plaatsgevonden tussen de grootouders van vaderszijde en die van moederszijde. Uit het rapport van de raad valt verder op te maken dat de grootmoeder, ook buiten de omgangsregeling om, contact zocht met de minderjarige door naar het turnen, het afzwemmen dan wel de avondvierdaagse te gaan waar de minderjarige aan deelnam. Confrontatie met de moeder bij die gelegenheden werd gevolgd door stampij in aanwezigheid van de minderjarige. Na de zomervakantie van 2010 is de grootmoeder elke dag naar school geweest om de minderjarige te zien. Uit de nader door de raad ingewonnen informatie bij de school blijkt dat de minderjarige voortdurend in angst leeft voor ruzie tussen de familie van de moeder en de familie van de vader, waaronder de grootmoeder. De minderjarige staat door de strijd die er over haar wordt gevoerd onder grote druk en voelt zich op school angstig en gespannen. Doordat de grootmoeder de minderjarige frequent, tussen de middag en na schooltijd, op school opzoekt voelt de minderjarige zich onveilig op school. De strijd om haar heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling en het gedrag van de minderjarige. De raad is van oordeel dat een omgangsregeling tussen de grootmoeder en de minderjarige op dit moment niet in het belang is van laatstgenoemde. Omgang met de grootmoeder kan slechts plaatsvinden onder de voorwaarde van vertrouwen en veiligheid voor de minderjarige in plaats van de dreiging en strijd die er thans rondom haar is.

De grootmoeder heeft aangevoerd dat de raad onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de door het hof gegeven opdracht, dat de kwaliteit van het rapport te wensen overlaat en dat de strijd rondom de minderjarige is ingegeven en in stand wordt gehouden door het niet nakomen van de moeder van rechtelijke uitspraken — waaronder die van dit hof — die omgang met de grootmoeder bepalen. Voorts wordt de rol van de moeder in het frustreren van de omgang van de minderjarige en de grootmoeder, de gevolgen daarvan voor de minderjarige en de familie aan vaderszijde, de mening van de minderjarige en die van anderen in het rapport van de raad en het belang van de minderjarige bij omgang met de grootmoeder onvoldoende belicht. De grootmoeder verzoekt het hof het advies van de raad niet te volgen, desnoods een onafhankelijk deskundige een (psychologisch) onderzoek te laten verrichten naar de minderjarige en te bepalen dat er omgang moet blijven plaatsvinden tussen de grootmoeder en de minderjarige.

Het hof

De vertrouwde en veilige band van de minderjarige met de grootmoeder had de minderjarige kunnen helpen in de voor haar zo spanningsvolle tijd die de scheiding van haar ouders kenmerkt. De minderjarige is evenwel inmiddels ten volle betrokken geraakt in de strijd tussen de grootmoeder en de moeder. Naar stelling van de grootmoeder is het niet nakomen door de moeder van de gerechtelijk bepaalde omgang, de voornaamste bron daarvan. Wat daar ook van zij, het hof stelt in zijn uiteindelijke beoordeling van de zaak het belang van de minderjarige voorop en kent daaraan het zwaarste gewicht toe. Blijkens de melding van de politie bij het AMK houdt de grootmoeder, naar het oordeel van het hof, bij spanning in de relatie met de moeder, de belangen van de minderjarige niet dan wel onvoldoende in het oog doch laat zij haar eigen belang — contact met de minderjarige — prevaleren. Het frequente optreden van de grootmoeder bij de school van de minderjarige — de plaats waar een kind zich te allen tijde veilig en geborgen moet kunnen voelen — is daarvan een uiting. Immers, ook na bij herhaling te zijn aangezegd dat haar verschijnen en gedragingen bij en op het schoolplein de leefwereld van de minderjarige op school schaden, is de grootmoeder daarmee doorgegaan. Ook overigens is er naar het oordeel van het hof onvoldoende waarborg dat bij verdergaande ontwikkelingen in de strijd tussen de vader — die bij de grootmoeder woont — en de moeder, de grootmoeder niet haar eigen belang voorop zal stellen doch dat van de minderjarige. De minderjarige is een jong en kwetsbaar kind dat voor haar dagelijkse verzorging volledig van de moeder afhankelijk is. Bij de huidige stand van zaken is, naar het oordeel van het hof, een onbelaste omgang — dat is zonder strijd, dreiging en dwang — van de minderjarige met de grootmoeder niet mogelijk. Een met spanning en angst omgeven omgang met de grootmoeder, is stellig niet in het belang van de minderjarige; temeer niet omdat zij reeds in haar ontwikkeling wordt belemmerd door de echtscheidingsstrijd die er bestaat tussen de moeder en de vader van de minderjarige. Gelet op het voorgaande acht het hof een begeleide omgang met de grootmoeder, zoals door laatstgenoemde voorgesteld, evenmin in het belang van de minderjarige; het zal haar draagkracht te boven gaan.

Omgang is in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarige in de zin van art. 1:377a lid 3 onder d BW en het verzoek van de grootmoeder een omgangregeling met de minderjarige vast te stellen zal worden afgewezen. Daarmee eindigt de, in de beschikking van 31 maart 2010 van dit hof, voorlopig bepaalde omgangsregeling.

Met noot van

mr. P. Dorhout

Het harde recht op omgang voor ieder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat (zoals onder meer vaak grootouders) is sinds 1 maart 2009 in art. 1:377a BW opgenomen. Er wordt nog opvallend weinig gebruikgemaakt van dit recht. Dat kan komen doordat grootouders meestal via de omgangsregeling van de niet-verzorgende ouder contact houden met het kind. Het kan ook zijn dat er weinig derden zijn die een nauwe persoonlijke betrekking met het kind aannemelijk kunnen maken. Ik vermoed dat het nog nauwelijks bekend is dat grootouders en anderen met een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind zo'n sterk recht hebben. Ten slotte kan nog worden gedacht aan grootouders die zich bewust zijn van hun recht, maar de procedure niet in het belang van hun kleinkind achten.

In dit geval was de nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en het kind evident. Drie dingen gooiden roet in het eten. Het contact tussen de vader, die bij de grootmoeder inwoonde, en het kind werd ontzegd, de moeder schortte zelf de omgangsregeling op en de grootmoeder reageerde daar niet goed op. In plaats van direct een kort geding te starten om de omgang weer van de grond te krijgen, ging ze posten bij de school en het zwembad. Daarbij komt dat de psychische draagkracht van de moeder kennelijk beperkt was. Onder die omstandigheden oordeelde het hof dat het beter was de omgangsregeling te beëindigen. Wat steekt in deze procedure is dat hiermee de eigenlijke moeder beloond werd voor het frustreren van de omgangsregeling.


Contactgegevens

  • Mosselaan 67
  • 1934 RA Egmond aan den Hoef
  • This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.
Copyright © 2021 Advocatenkantoor Pieter Dorhout