Alimentatie; geen eerste vaststelling, maar een wijziging van een buitenlands vonnis FJR 2013/23
Essentie
Internationaal privaatrecht; alimentatie; geen eerste vaststelling, maar een wijziging van een buitenlands vonnis; Portugees alimentatievonnis direct uitvoerbaar in Nederland
Uitspraak
Feiten en procesverloop
Uit het huwelijk van partijen is in 1994 in Portugal een kind geboren. Bij beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 21 oktober 1999 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij vonnis van de rechtbank Coimbra (Portugal) is bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2002 een onderhoudsbijdrage van 20.000 Escudo per maand dient te voldoen. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft op verzoek van de vrouw bij de bestreden beschikking bepaald dat de man als bijdrage moet voldoen een bedrag van € 137,00 per maand met ingang van 1 januari 2002. De man heeft beroep ingesteld.
Het hof
Vast staat dat er een Portugees vonnis ligt waarin is bepaald dat de man een onderhoudsbijdrage dient te voldoen van 20.000 Escudo per maand. Ingevolge artikel 33 lid 1 EEX-Verordening en sedert 18 juni 2011 ingevolge de artikelen 17 lid 1 en 23 lid 1 van de Alimentatieverordening wordt de Portugese beslissing in Nederland erkend zonder vorm van proces. Sinds de inwerkingtreding van de Alimentatieverordening is in de verhouding tot de lidstaten ook het exequatur afgeschaft. Ingevolge Portugees recht geldt de onderhoudsverplichting tot de meerderjarigheid, derhalve tot het achttiende levensjaar. Het hof overweegt dat de vrouw in haar inleidend verzoekschrift heeft verzocht tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage, aangezien de man momenteel niets bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de jongmeerderjarige dochter. Nu er reeds een Portugees vonnis van kracht is waarbij een onderhoudsbijdrage is vastgesteld en niet is gesteld dat het Portugese vonnis niet uitvoerbaar is of dat sprake is van verjaring, kan de vrouw niet nogmaals om vaststelling van een onderhoudsbijdrage verzoeken, maar diende zij wijziging van het Portugese vonnis te verzoeken, voor zover het betreft de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de jongmeerderjarige dochter tot haar meerderjarigheid.
Nu de onderhoudsverplichting volgens Portugees recht eindigt vanaf de meerderjarigheid, geldt de onderhoudsverplichting zoals bepaald artikel 1:395a van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege op grond van het toepasselijk Nederlands recht (art. 15 Alimentatieverordening in verband met artikel 3 lid 1 van het Haagse Protocol van 23 november 2007), aangezien de jongmeerderjarige dochter als crediteur haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Deze onderhoudsverplichting is van kracht voor de periode vanaf het achttiende tot het eenentwintigste levensjaar voor zover de jongmeerderjarige dochter zelf over onvoldoende inkomsten beschikt om in de behoefte te voorzien.
Ten aanzien van de periode vanaf 9 januari 2012 overweegt het hof dat de jongmeerderjarige dochter heeft nagelaten, middels het overleggen van relevante financiële gegevens, inzichtelijk te maken wat haar inkomsten zijn en daarmee wat de omvang van haar behoefte is vanaf haar meerderjarigheid. Overigens is dit uitsluitend relevant voorzover de jongmeerderjarige dochter per saldo een hogere bijdrage wenst dan haar vader verschuldigd is krachtens het Portugese vonnis. Naar het oordeel van het hof dient deze omissie van de jongmeerderjarige dochter voor haar rekening en risico te komen, zodat het hof het inleidend verzoek van de vrouw tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de jongmeerderjarige dochter ook vanaf haar meerderjarigheid zal afwijzen.
Met noot van P. Dorhout
Noot
Het is mij niet duidelijk waarom de rechtbank de beslissing van de Portugese rechtbank buiten beschouwing heeft gelaten bij de beoordeling van het verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage. Op grond van art. 1:401 BW kan een overeenkomst of een eerdere beslissing worden gewijzigd. Vaak beschouwen zowel advocaten als rechters een verzoek tot wijziging van een afspraak tussen partijen als een ‘eerste vaststelling’ van een onderhoudsbijdrage. Dit is natuurlijk niet juist. De advocaat van de verzoeker moet stellen en aannemelijk maken dat er een wijzigingsgrond is. Ditzelfde geldt ten aanzien van een buitenlandse beschikking die in Nederland executabel is. Kennelijk hebben zowel de verzoeker als de rechtbank niet de moeite gedaan om te onderzoeken of het Portugese vonnis in Nederland executabel was en hebben het verzoek van de vrouw opgevat als een eerste vaststelling. Het hof heeft terecht geconstateerd dat het Portugese vonnis gewoon executabel was in Nederland, zodat het verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage niet-ontvankelijk was. Het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden in die zin dat om wijziging van het Portugese vonnis werd verzocht was niet mogelijk, omdat de vrouw kennelijk geen wijzigingsgrond heeft gesteld.
Ook interessant in deze casus is dat het toepasselijk recht op de kinderalimentatie het Nederlands recht is waar het de conversie van rechtswege van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding in een bijdrage tot levensonderhoud en studie op grond van art. 1:395a BW betreft, omdat de crediteur haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Dit is naar mijn weten nog niet eerder in een alimentatiebeschikking aan de orde geweest.