Kinderalimentatie, procesrecht, verminderde draagkracht levert noodtoestand op, schorsing tenuitvoerlegging beschikking bij kort geding FJR 2011-17

Bovenkant formulier

Essentie

Kinderalimentatie, procesrecht, verminderde draagkracht levert noodtoestand op, schorsing tenuitvoerlegging beschikking bij kort geding.

Uitspraak

Feiten en procesverloop

Partijen zijn gehuwd geweest. In 2003 heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage de door de man te betalen onderhoudsbijdrage vastgesteld op € 475 per kind per maand. Op 24 september 2010 heeft de man een verzoekschrift nihilstelling/ wijziging onderhoudsbijdrage ingediend, waarin hij onder meer verzoekt de onderhoudsbijdrage met ingang van 1 mei 2010 op nihil te stellen. De vrouw heeft verweer gevoerd. Thans dient een datum voor een mondelinge behandeling bepaald te worden. De verwachting is dat deze zitting niet voor eind maart/begin april 2011 zal plaatsvinden. In verband met een inkomensterugval betaalt de man momenteel slechts € 125 per kind per maand. De vrouw heeft het LBIO ingeschakeld om de achterstallige onderhoudsbijdragen te innen. De man vordert de vrouw te bevelen de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 2003 te staken en gestaakt te houden totdat in de bodemprocedure definitief zal zijn beslist, op straffe van een dwangsom, kosten rechtens. De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw misbruik maakt van haar recht door de tenuitvoerlegging van de beschikking door te zetten, ondanks dat hij haar heeft aangegeven dat hij niet langer in staat is de vastgestelde onderhoudsbijdrage te voldoen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij behoefte heeft aan de bijdrage door de man, aangezien zij zelf slechts een laag inkomen heeft, waarvan zij niet de volledige kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen kan voldoen en dat zij de man niet zonder meer gelooft in hetgeen hij stelt omtrent zijn inkomensterugval, omdat hij onvoldoende stukken overlegt waaruit een en ander blijkt.

De vordering strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 15 augustus 2003. Die schorsing kan slechts worden bevolen indien de vrouw geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om tot tenuitvoerlegging van de beschikking over te gaan. Dit kan het geval zijn indien de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de executie op grond van na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de man een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging van de beschikking niet kan worden aanvaard. Door de man is gemotiveerd gesteld dat door voortzetting van de tenuitvoerlegging van de beschikking thans een noodtoestand aan zijn kant zal ontstaan, die het gevolg is van omstandigheden die zich na de beschikking hebben voorgedaan. In dat verband heeft hij onder meer aangevoerd dat de opdrachten aan zijn bedrijf in 2009 al ernstig waren teruggelopen en inmiddels in 2010 nagenoeg zijn opgedroogd, zodat hij uit die bron geen inkomsten kan genereren. In de tussentijd tracht hij op allerlei manieren inkomen te vergaren, onder meer door werkzaamheden als postbesteller bij TNT, maar hiermee verdient hij niet voldoende om aan al zijn financiële verplichtingen te voldoen, aldus de man. Tot slot stelt de man dat hij momenteel per maand € 250 aan onderhoudsbijdrage aan de vrouw voldoet en dat van hem op dit moment niet meer kan worden verwacht. Ook wijst hij er op dat de inning van de achterstallige onderhoudsbijdragen door het LBIO en de beslaglegging door de vrouw hem veel geld kosten, welke bedragen niet ten goede van de kinderen komen. Door de vrouw is benadrukt dat zij behoefte heeft aan de onderhoudsbijdrage voor de kinderen omdat zij die kosten niet zelf kan dragen. Voorts heeft zij verklaard dat de man eerder verkeerde informatie omtrent zijn inkomsten heeft gegeven, dat die informatie vervolgens niet door stukken werd ondersteund en dat de man ook nu weer zijn gestelde inkomstenterugval onvoldoende met stukken heeft onderbouwd. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij niet bereid is in onderling overleg af te wijken van de beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage, omdat zij bang is dat zij daardoor haar recht op nakoming van die beschikking door de man verspeelt.

De rechtbank

De voorzieningenrechter overweegt dat het hier gaat om betaling van de benodigde kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen, zodat de eventuele betalingsonmacht van de man en de onmogelijkheid van de vrouw om de kosten van verzorging en opvoeding geheel voor haar eigen rekening te nemen, gemeenschappelijke problemen voor partijen vormen. Weliswaar is door de vrouw verklaard dat de man zijn inkomensterugval onvoldoende met stukken heeft onderbouwd, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de man zijn inkomstenterugval en zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging in de onderhavige procedure voldoende aannemelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat ook de vrouw haar belang bij het blijven ontvangen van een bijdrage ten behoeve van de kinderen voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Door de vrouw is niet weersproken dat met de inning van de achterstallige termijnen extra kosten gemoeid zijn, welke kosten aan de man in rekening gebracht worden, maar niet ten goede kunnen komen van de kinderen. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding bij wijze van ordemaatregel te beslissen als hierna te vermelden. Nu de vrouw haar reden om niet in onderling overleg in te stemmen met een lagere bijdrage door de man ter zitting heeft uitgelegd, acht de voorzieningenrechter het verbinden van een dwangsom als prikkel tot nakoming van de te wijzen beslissing niet noodzakelijk. De rechtbank bepaalt dat de man voorlopig, met ingang van de datum van dit vonnis, totdat in de bodemprocedure anders zal zijn beslist, aan de vrouw een bedrag van € 175 per kind per maand zal betalen.

PD

Met noot van

mr. P. Dorhout[1]

Noot

Het is in casu jammer, dat de voorzieningenrechter zonder deugdelijke berekening de kinderalimentatie tijdelijk verlaagt, vooral omdat het een uitkering tot levensonderhoud betreft. De wet geeft al een noodvoorziening in de vorm van de beslagvrije voet. Het probleem bij dit soort zaken is dat een wijziging met terugwerkende kracht vaak afketst op het consumptieve karakter van alimentatie. De man heeft zijn noodtoestand in dit geval aannemelijk weten te maken, onder meer door een baan als postbezorger te nemen. De looptijd van een procedure vanaf het eerste bezoek aan een advocaat tot aan de uitspraak, die bij sommige rechtbanken al bijna een jaar bedraagt, maakt het mijns inziens daarom noodzakelijk dat de voorzieningenrechter de alimentatie voorlopig kan wijzigen. Het zou beter zijn als de politiek voorrang aan deze problematiek zou geven en ervoor zou zorgen dat looptijden bij de gerechten teruggebracht worden tot hooguit enkele maanden door de capaciteit bij de gerechten te verhogen.

Voetnoten

[1]

Mr. P. Dorhout is advocaat te Den Helder en (jurisprudentie)medewerker van FJR.

Onderkant formulier

Bovenkant formulier

Vindplaats:

FJR 2011, 17

Datum:

16-12-2010

Instantie:

Rechtbank Alkmaar (Voorzieningenrechter)

Zaaknr:

124126/KGZA 10-392

Magistraten:

-

LJN:

BP5067

Conclusie:

-

Dit brondocument is niet beschikbaar.

Onderkant formulier


Contactgegevens

  • Mosselaan 67
  • 1934 RA Egmond aan den Hoef
  • This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.
Copyright © 2021 Advocatenkantoor Pieter Dorhout