Ontvankelijkheidsbeoordeling na ontbreken ouderschapsplan bij echtscheidingsverzoek. Op andere wijze in voorzien FJR 2010-15

Essentie

Ontvankelijkheidsbeoordeling na ontbreken ouderschapsplan bij echtscheidingsverzoek. Op andere wijze in voorzien; art. 815 lid 6 Rv

Uitspraak

Feiten

Partijen zijn op 8 augustus 2003 met elkaar gehuwd. Hun huwelijk is duurzaam ontwricht. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, respectievelijk in 2004 en 2007.

Rechtbank:De vrouw heeft een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. De man heeft eveneens verzocht de echtscheiding uit te spreken en verweer gevoerd tegen de gevraagde nevenvoorzieningen.

Op grond van art. 815 lid 2 sub a Rv dient een dergelijk verzoekschrift een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

De vrouw heeft in haar verzoekschrift een ouderschapsplan opgenomen waarvan zij heeft gesteld dat partijen hierover (mondeling) overeenstemming hebben bereikt. In de brief van 13 juli 2009 is namens de vrouw gesteld dat ten aanzien van het gewijzigde voorstel partijen volgens haar overeenstemming hadden bereikt. Uit het verweerschrift van de man en ter terechtzitting is gebleken dat partijen echter geen volledige overeenstemming hebben kunnen bereiken over de zorg- en opvoedingstaken, de wijze waarop zij elkaar informatie verschaffen en raadplegen met betrekking tot de kinderen en over de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoekschrift niet het vereiste ouderschapsplan bevat. Ter terechtzitting heeft de rechter nog getracht partijen tot een vergelijk te brengen. Gebleken is echter dat partijen niet met elkaar kunnen communiceren over de kinderen en dan met name over de kosten van hun verzorging en opvoeding. Partijen hebben dusdanig uiteenlopende standpunten en daarmee gepaard gaande onderlinge strijd dat van hen redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij alsnog een ouderschapsplan overleggen. De rechtbank zal gelet op het bovenstaande beslissingen nemen over de verzochte nevenvoorzieningen die het meest in het belang van de kinderen worden geacht en daarmee derhalve, bij gebreke van een ouderschapsplan, conform art. 815 lid 6 Rv in een ouderschapsregeling voorzien. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.

Met noot van

I. Pieters, P. Dorhout

Noot

Vier uitspraken waarin het ouderschapsplan onderwerp van discussie is. Het spreekt voor zich dat een ouderschapsplan niet vereist is als een verzoek tot ontkenning van het vaderschap wordt gedaan. Opvallend in die uitspraak is wel dat de rechter geen enkele aandacht heeft besteed aan de Wet conflictenrecht echtscheiding zulks terwijl de feiten alsmede ook de wet (een rechter toetst ambtshalve het toepasselijke recht) daartoe alle aanleiding geven.

De andere uitspraken zijn interessanter.

De uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 14 oktober 2009 gaat ver. De rechtbank leest in art. 815 lid 4 Rv niet alleen een formeel, maar ook een materieel vereiste. Uit dit artikel zou blijken dat kinderen betrokken moeten worden bij de totstandkoming van het ouderschapsplan. Zo staat het in ieder geval niet in de wet. Immers, het verzoek moet vermelden op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan. Strekking van dit formele vereiste is dat het aan (de advocaat van) de verzoekers is om uiteen te zetten op welke wijze de kinderen erbij betrokken zijn en vervolgens is het aan de rechtbank om te beoordelen of dit voldoende is of niet. Het gaat denk ik te ver om te stellen dat kinderen er altijd bij betrokken moeten worden. Dat is weliswaar het uitgangspunt, maar uitzonderingen zijn denkbaar. Denk bijvoorbeeld eens aan een (zwaar) geestelijk gehandicapt kind of een door de andere ouder misbruikt of mishandeld kind. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de ouders in hoeverre zij de kinderen willen betrekken bij de totstandkoming van het ouderschapsplan. Zij moeten de belangen van de kinderen afwegen, waarbij ouders wel met goede argumenten moeten komen als zij de kinderen niet willen betrekken bij de totstandkoming. Het is dan aan de advocaten om die keuze uit te leggen aan de rechter.

De uitspraak van de Rechtbank Maastricht laat zien dat rechtbanken met het formele vereiste in de opstartfase soepel kunnen omspringen. Het had natuurlijk veel eerder voor de hand gelegen in dit geval dat de rechtbank de zaak al in een eerder stadium, namelijk vóór het kinderverhoor, had aangehouden teneinde de advocaat van verzoekers nader in de gelegenheid te stellen alsnog te voldoen aan het vereiste in art. 815 lid 4 Rv.

De laatste uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 2 september 2009 geeft aan dat het ouderschapsplan een goed uitgangspunt is, maar niet in alle gevallen van scheidende echtelieden gevergd kan worden. De vraag die door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn en G.W. Brands-Bottema is opgeworpen (zie Trema 2009, nr. 2, p. 48) of een verplicht ouderschapsplan eerder als een draaideur gaat fungeren waartegen een klein duwtje volstaat dan als de wellicht gewenste slagboom, lijkt hiermee iets meer beantwoord. Een rechter zal ook ter zitting nog een poging moeten doen om een vergelijk tot stand te brengen.

Advocaten hebben sinds de invoering van het verplichte ouderschapsplan een grotere rol gekregen bij de echtscheiding met kinderen. De verplichting leidt vaker dan eerst tot viergesprekken met de wederpartij over de invulling van het ouderschapsplan. Ook de ouders zijn verplicht om na te denken over de concrete invulling van het ouderschap na echtscheiding, terwijl voorheen vaak alleen werd gedacht over de verblijfplaats van de kinderen. Het blijft natuurlijk de vraag of dit leidt tot wezenlijke veranderingen in de zorg voor de kinderen na de echtscheiding.

IP en PD

Onderkant formulier

Bovenkant formulier

Vindplaats:

FJR 2010, 15

Datum:

02-09-2009

Instantie:

Rechtbank Utrecht

Zaaknr:

264691/FARK09-1709

Magistraten:

Ontvankelijkheidsbeoordeling na ontbreken ouderschapsplan bij echtscheidingsverzoek. Op andere wijze in voorzien. 815 lid 6 Rv

LJN:

BJ6994

Conclusie:

-

beschikking

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rekestnummer: 264691 / FA RK 09-1709 en 269854 / FA RK 09-3734

Echtscheiding

Beschikking van 2 september 2009

in de zaak van

[de vrouw],

wonende te [woonplaats]

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. A.Y.M. Jansse

tegen

[de man]

wonende te [woonplaats]

hierna te noemen de man,

advocaat mr. J.W. Verhoef.

1. Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift, het aanvullende verzoekschrift en het ingediende verweerschrift tevens verzoekschrift, nog gevolgd door een verweerschrift en nadien ingekomen stukken.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 22 juli 2009.

2. Vaststaande feiten

- Partijen zijn op 8 augustus 2003 te [woonplaats] op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.

- Hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

- Zij hebben de Nederlandse nationaliteit.

- De minderjarige kinderen van partijen zijn:

[zoon] geboren op [2004] te [woonplaats], en

[dochter], geboren op [2007] te [woonplaats].

3. Beoordeling van het verzochte

3.1. Ontvankelijkheid

De vrouw heeft een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. De man heeft eveneens verzocht de echtscheiding uit te spreken en verweer gevoerd tegen de gevraagde nevenvoorzieningen.

Op grond van artikel 815 lid 2 sub a Rv dient een dergelijk verzoekschrift een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

De vrouw heeft in haar verzoekschrift een ouderschapsplan opgenomen waarvan zij heeft gesteld dat partijen hierover (mondeling) overeenstemming hebben bereikt. In de brief van 13 juli 2009 is namens de vrouw gesteld dat ten aanzien van het gewijzigde voorstel partijen volgens haar overeenstemming hadden bereikt. Uit het verweerschrift van de man en ter terechtzitting is gebleken dat partijen echter geen volledige overeenstemming hebben kunnen bereiken over de zorg- en opvoedingstaken, de wijze waarop zij elkaar informatie verschaffen en raadplegen met betrekking tot de kinderen en over de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoekschrift niet het vereiste ouderschapsplan bevat.

Ter terechtzitting heeft de rechter nog getracht partijen tot een vergelijk te brengen. Gebleken is echter dat partijen niet met elkaar kunnen communiceren over de kinderen en dan met name over de kosten van hun verzorging en opvoeding. Partijen hebben dusdanige uiteenlopende standpunten en daarmee gepaard gaande onderlinge strijd dat van hen redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij alsnog een ouderschapsplan overleggen. De rechtbank zal gelet op het bovenstaande beslissingen nemen over de verzochte nevenvoorzieningen die het meest in het belang van de kinderen worden geacht en daarmee derhalve, bij gebreke van een ouderschapsplan, conform artikel 815 lid 6 Rv in een ouderschapsregeling voorzien.

Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.

3.2. Echtscheiding

Op grond van de vaststaande feiten kan het verzoek tot echtscheiding worden toegewezen.

3.3. Verdeling huwelijksgoederengemeenschap/afwikkeling huwelijkse voorwaarden

De rechtbank zal op verzoek van partijen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap/vaststelling van de wijze van verrekening pro forma aanhouden tot de in het dictum van deze beschikking vermelde datum.

De man dient uiterlijk op deze pro formadatum een akte te nemen, met daarin:

• een volledige beschrijving van de te verdelen gemeenschap van goederen of het te verrekenen vermogen;

• een concreet voorstel tot verdeling of verrekening, resulterend in een duidelijk geformuleerd petitum;

• alle voor de voor de verdeling/verrekening relevante feiten en omstandigheden.

Bij deze akte dient een volledig ingevuld vragenformulier met leesbare afschriften van alle daarbij behorende bijlagen over te worden gelegd.

Vervolgens dient de vrouw uiterlijk zes weken na de pro formadatum een antwoordakte te nemen. Ook in deze akte dient te zijn opgenomen:

• een volledige beschrijving van de te verdelen gemeenschap van goederen of het te verrekenen vermogen;

• een concreet voorstel tot verdeling of verrekening, resulterend in een duidelijk geformuleerd petitum;

• alle voor de voor de verdeling/verrekening relevante feiten en omstandigheden.

Ook bij deze akte dient een volledig ingevuld vragenformulier met leesbare afschriften van alle daarbij behorende bijlagen over te worden gelegd.

De rechtbank wijst beide partijen er uitdrukkelijk op dat in de verdelingszaak geen acht wordt geslagen op de stukken van de echtscheidingsprocedure of op daarin aangevoerde stellingen. Er kan dus niet met een verwijzing naar die stukken of stellingen worden volstaan.

Uiterlijk 4 weken nadat de antwoordakte door de verwerende partij is genomen zal een

verdelingszitting worden bepaald. Partijen worden hiervan bij brief in kennis gesteld.

De rechtbank verwijst voorts naar het procesarrangement “Effectief verdelen” en verzoekt de advocaten van partijen daar goede nota van te nemen. Dit procesarrangement is te raadplegen op http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/utrecht. Aldaar zijn ook de hierboven bedoelde formulieren te downloaden.

3.4. Geschil

Tussen partijen is geschil over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, een regeling over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, een informatieregeling, een door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en de bevoegdheid tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning

3.5. Gebruik van de echtelijke woning

De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats]. De man heeft zich verweerd en verzocht om te bepalen dat hij bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning.

De rechtbank overweegt dat vaststaat dat beide partijen belang hebben bij het gebruik van de echtelijke woning aangezien zij allebei thans niet over andere woonruimte beschikken. Gebleken is dat de vrouw op dit moment de lasten van de echtelijke woning betaalt en gelet op haar inkomen daartoe ook in staat is. De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de echtelijke woning nodig heeft om zijn werk uit te oefenen. Niet gebleken is dat de man over voldoende (zelfstandige) inkomsten beschikt om de lasten van de echtelijke woning te betalen. De rechtbank overweegt dat beide partijen belang hebben bij doorbetaling van de hypotheeklasten om daarmee een eventuele executoriale verkoop voorkomen. Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank bepalen dat de vrouw het recht heeft om gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in de woning aan de [adres] te [woonplaats] te blijven wonen en het verzoek van de man daartoe afwijzen.

3.6. Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

De vrouw heeft verzocht om een regeling vast te stellen ten aanzien van de zorg- en opvoedingstaken in de vorm van een omgangsregeling. Zij heeft bij haar brief van 13 juli 2009 daartoe een nader voorstel voor 2009 overgelegd.

De man heeft zich verweerd. Hij heeft verzocht om een regeling vast te stellen waarbij de kinderen in de oneven weken van woensdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur en in de even weken van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij hem zijn, zodat de kinderen precies 50% van de tijd bij hem verblijven.

Gebleken is dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank is van oordeel dat zowel het voorstel van de vrouw als het voorstel van de man in het belang van de kinderen kan zijn. De rechtbank overweegt voorts dat de vrouw ter terechtzitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij de door haar voorgestelde regeling omdat zij in overleg met haar werkgever haar werktijden daaraan heeft aangepast. De man heeft daarentegen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij, ondanks zijn stelling dat hij thans geen inkomen genereert, zijn werktijden in verband met zijn eigen onderneming niet flexibel kan indelen. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het voorstel van de vrouw als uitgangspunt nemen voor 2009 en die regeling vastleggen in deze beschikking. De rechtbank gaat er van uit dat partijen met ingang van 1 januari 2010 in onderling overleg de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan de hand van de huisvesting en concrete werktijden van de man zullen aanpassen, indien dat nodig mocht zijn.

Het staat partijen uiteraard vrij om hierover andere afspraken te maken voor het geval de man geen uitvoering kan geven aan deze regeling in verband met eventueel ongeschikte huisvesting voor opvang van de kinderen.

De door de vrouw verzochte informatieregeling, vakantieregeling en regeling tijdens verjaardagen is niet weersproken.

De rechtbank acht de regeling in het belang van de kinderen en zal derhalve dienovereenkomstig beslissen.

3.7. Inschrijving kinderen in de Gemeentelijke Basisadministratie

De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de kinderen haar verblijfadres zullen volgen en op dat adres zullen worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA).

De man heeft verzocht te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben omdat hij de zorg voor hen kan combineren met zijn kantoor aan huis.

De rechtbank gaat er van uit dat de man ook vraagt te bepalen dat de kinderen op zijn adres worden ingeschreven in de GBA.

Op grond van artikel 1 sub a Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt verstaan onder het adres waar betrokkene woont, indien een betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.

Nu de rechtbank een beslissing zal nemen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waarbij geen sprake is van een exacte verdeling bij helfte, zal de rechtbank de verzoeken van partijen op dit punt afwijzen. Voor de inschrijving van de kinderen bij de GBA dienen partijen zich te wenden tot de ambtenaar van de burgerlijke stand.

3.8. Kinder- en partneralimentatie

De vrouw heeft gevraagd de door de man te betalen bijdragen voor haar en de kinderen vast te stellen op respectievelijk € 1.300,- en € 200,- per kind per maand.

De man heeft zich daartegen verweerd. Aangevoerd is dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage omdat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en in de kosten van de kinderen. De man heeft verzocht een door de vrouw te betalen bijdrage vast te stellen van € 200,- per kind per maand.

Gebleken is dat de rechtbank thans over onvoldoende financiële stukken beschikt om de draagkracht van partijen te beoordelen. De rechtbank zal de verzoeken ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie derhalve 3 maanden pro forma aanhouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen draagkrachtberekeningen met onderliggende stukken over te leggen.

4. Beslissing

4.1. De rechtbank spreekt uit de echtscheiding tussen partijen.

4.2. De rechtbank stelt de volgende regeling vast van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:

De minderjarige kinderen verblijven bij de man:

- in de even weken vanaf woensdag 18.00 uur tot zaterdag 9.00 uur,

- in de oneven weken van woensdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur,

en de overige tijd bij de vrouw.

Gedurende de schoolvakanties en tijdens verjaardagen verblijven de kinderen bij de man of de vrouw volgens het door de vrouw opgestelde schema dat aan deze beschikking is gehecht.

4.3. De vrouw heeft tegenover de man het recht om gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in de woning aan de [adres] te [woonplaats] te blijven wonen en de bij de woning en tot de inboedel behorende zaken te blijven gebruiken, op voorwaarde dat de vrouw die woning op het ogenblik van inschrijving van deze beschikking bewoont.

4.4. De rechtbank houdt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap/ vaststelling van de wijze van verrekening pro forma aan tot 1 december 2009, in afwachting van de hiervoor vermelde aktes met bijlagen.

4.5. De rechtbank houdt de behandeling van de zaak ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie pro forma aan tot 3 november 2009 met verzoek aan

de beide advocaten om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum aan de rechtbank en aan de advocaat van de wederpartij financiële stukken toe te zenden, waaronder in elk geval draagkrachtberekeningen met onderliggende stukken.

4.5. Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens het gedeelte onder 4.1.

4.6. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

4.7. De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I. Oignet-Coenen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2009.?


Contactgegevens

  • Mosselaan 67
  • 1934 RA Egmond aan den Hoef
  • This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.
Copyright © 2021 Advocatenkantoor Pieter Dorhout